Daniejel de Greef, 43 jaar, komt uit een gewoon gezin met twee zussen die 4 en 5 jaar ouder zijn. “Als baby vonden ze mij wel leuk, maar toen ze tien waren en ik vijf, waren ze met heel andere dingen bezig en wilden ze niet meer met me spelen.

Mijn ouders waren oorlogskinderen: hard werken en de boel op poten krijgen. Daardoor werd thuis nooit over emoties gesproken, terwijl ik juist behoefte had aan wat gevoel. Daar wist ik geen weg mee. Ik had een rijk gevoelsleven, maar kon er nergens mee naartoe. Ik ben ook nooit een groepsmens geweest; ik ga liever mijn eigen gang.

"Pas sinds kort durf ik te zeggen dat ik een powerchick ben"

Mijn moeder voedde alle drie kinderen hetzelfde op. In de jaren tachtig was dat heel normaal. Er werd niet, zoals tegenwoordig, gekeken wat elk kind als individu nodig had. Door mijn aanleg voor borderline was ik daar heel gevoelig voor. Ik was eenzaam, zoekende en heel bang. Al heel jong had ik verlatingsangst en was ik veel met de dood bezig. Ook de afwezigheid van mijn vader was heel bepalend; hij werkte hard en veel. Tot mijn twaalfde ging ik ’s nachts bij mijn ouders slapen, omdat ik bang was dat ze dood gingen. En als mijn moeder laat thuiskwam, had ik paniekscenario’s dat ze verongelukt was. Ook had ik heel heftige emoties. Doordat ik thuis de jongste was, had ik het gevoel dat ik er niet bij hoorde. Maar mijn ouders en mijn zussen hielden zielsveel van me en ik heb geen trauma’s in mijn jeugd meegemaakt. Toen ik ziek werd, snapte ik ook niet waar het vandaan kwam, want ik was niet mishandeld en was geen incestslachtoffer. Later begreep ik dat het in de nuances zat. Kleine dingen die ik opgepikt heb, hebben mijn borderline versterkt.”

Losgaan in de weekends

“Rond mijn veertiende werd ik heel somber. Ik droeg alleen maar zwarte kleren en sloot me op in mijn slaapkamer. Mijn moeder dacht: ‘daar groeit ze wel overheen; ze is gewoon een rare puber.’ Toen ik op mijn zestiende ging drinken, was ik vanaf mijn eerste biertje al verslaafd. De eerste keer dat ik uitging, was ik al meteen dronken. Onder het mom van de drank ging ik helemaal los en kon ik met iedereen dansen en praten. Later ging ik blowen: helemáál het walhalla; dan ben je helemaal weg, en lachen als een gek. Het grenzeloze in drank en drugs vond ik heerlijk. Ik kon zijn wie ik was en was niet meer bezig met de donkerte in mijn hoofd. Tussen mijn zestiende en eenentwintigste heb ik veel gedronken en geblowd. Het was vooral experimenteren en plezier maken; het hoorde er gewoon bij. Ik denk er met warme gevoelens aan terug. Als ik op mijn eenentwintigste was gestopt, was het goed geweest; dan had ik lekker mijn puberteit gehad. Op mijn achttiende ging ik twee jaar als au pair in Parijs werken. De leukste tijd van mijn leven; ik kon zuipen zonder dat iemand me in de gaten hield. Terug in Nederland begon ik aan het Mollerinstituut met een opleiding Frans, want ik wilde lerares worden. Daar trof ik een meisje dat net als ik hield van stappen en feesten. Ik heb een jaar alleen feestgevierd, zonder tentamens te maken. Toen ik na een jaar stopte met de studie, ging het snel mis. Ik kreeg een relatie die niet goed liep, werd depressief en lag alleen nog maar op bed. Mijn moeder nam me mee naar een psycholoog, die zei dat ik verslaafd was, en verwees me door naar het CAD (Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs; voorloper van Novadic-Kentron). Daar ben ik zo’n zes jaar geweest. Al vond ik zelf niet dat ik een probleem had; het was mijn manier van overleven.
Op mijn 23ste kreeg ik een nieuw vriendje. Hij snoof cocaïne, en een jaar later begon ik daar zelf ook mee. Ik vond het heerlijk: ik werd actief en mijn hoofd werd helder. We konden het ook goed betalen, want we hadden allebei een goede baan. Zelf regelde ik op het transportbedrijf van mijn vader de transporten in de Benelux. Ook leidde mijn vriendje een vrij normaal leven; dat gaf structuur. De eerste paar jaar ging dat ook goed. We werkten hard, en gingen alleen in de weekenden los. Toch was er ook ellende, want als borderliner ging bij mij alles in extremen. Als ik me goed voelde, was ik in de hemel en werkte ik 60 uur in de week, en als het slecht ging, lag ik ziek op bed en wilde ik dood. In die periode deed ik ook mijn eerste suïcidepoging. Ook in mijn relatie zat geen rust: als ik ruzie had, kon hij opflikkeren; als ik gekalmeerd was, mocht hij terugkomen. Toen ik een collega kreeg die ook snoof, liep het uit de hand en ging ik iedere dag drinken en gebruiken. Toch merkte niemand dat, want ik bleef gewoon goed werken. Soms was ik wat agressief, maar mijn vader suste dat steeds.
Ik hield het nog twee jaar vol; het laatste jaar als een zombie. Op mijn dertigste ben ik ingestort; ik kon niet meer. Ik was licht psychotisch, lag de hele dag in bed en huilde alleen maar. Mijn huisarts wilde me antidepressiva geven, maar een vriendin wilde dat ik opgenomen werd. We zijn toen allerlei klinieken afgereden. Ze wilden me echter nergens opnemen, omdat ze bang waren dat het dan helemaal fout met me zou gaan.”
Uiteindelijk kwam ze terecht op het psychotherapeutisch dagcentrum van het Tweesteden-ziekenhuis. Daar werd voor het eerst de diagnose ‘borderline’ gesteld. “Ik was daar zó blij mee. Ik had er nog nooit van gehoord, maar alles viel op zijn plaats. Ik dacht: zie je wel dat er iets mis is met mij, dat ik anders ben dan anderen? Hoewel ik veel verdriet had dat ik er zo lang mee had rondgelopen, kon ik er nu aan gaan werken. Wel moest ik eerst nog in voorbehandeling omdat ik nog zo dissocieerde. Vier maanden lang moest ik elke vier uur een wekker zetten en opschrijven waar ik was en wat ik voelde. Pas toen ik weer bij de tijd was, mocht ik in behandeling.”

Scoren voor een flash

 “Na anderhalf jaar zwaaide ik af met vlag en wimpel. Ik was clean, had gebroken met mijn relatie en ging het goede leven tegemoet. Ik vond een leuke baan bij een ander transportbedrijf, kocht ik een prachtig appartement en dacht: dit gaat het worden! Het ging echter al snel mis, omdat ik niet met mensen kon omgaan. Ik had namelijk een zwart-witbeeld, en begreep nuances niet. Dan werd ik snel boos. Na vier weken vloog ik alle kanten op met allerlei emoties en stemmingswisselingen waar ik geen raad mee wist. Ik wist ook niet hoe ik moest leven zonder alcohol. Ik wilde graag drinken, maar ook weer niet. Op een gegeven moment ging ik in paniek naar de GGZ en zei: help me, want ik sta op het punt om weer te gaan drinken. Ze vonden mij echter geen crisis en stuurden mij weer naar buiten, waar mijn fiets ook nog een lekke band bleek te hebben. Dat was de druppel, en ik liep de eerste de beste slijterij binnen. Mijn zus wist me er eerst nog toe te bewegen het bier weg te gooien, maar binnen drie weken was ik weer helemaal aan de drank. Ook haalde ik mijn partner weer in huis, met wie ik cocaïne ging 'basen'. In tegenstelling tot snuiven (waar je heel sociaal en gezellig van wordt) word je daarbij heel erg in jezelf gekeerd. Je krijgt dan een 'flash': een heel fijn gevoel dat door heel je lichaam gaat en waarbij je zo'n 10 seconden even helemaal van de wereld bent. Maar het is een nare drug, die je heel hebberig en egoïstisch maakt. Je hebt 100 keer zoveel nodig dan bij snuiven en wordt geestelijk erg afhankelijk. Binnen drie maanden was ik mijn baan en mijn appartement kwijt; ik kon het niet meer betalen. Drie jaar lang zaten we alleen maar te gebruiken. Om dat te betalen, jatte mijn vriend de supermarkt leeg, terwijl ikzelf de Belastingdienst oplichtte. Alles stond in het teken van scoren. Ook moest ik veel geld lenen; zelfs bij wildvreemden belde ik aan. Ik werd woest als mijn goed verdienende vriendinnen weigerden me geld te lenen. Achteraf schaam ik me daar ontzettend voor. Dat alles heeft een paar jaar geduurd. Ik heb wel een paar keer geprobeerd om af te kicken, maar elke keer zat hij thuis weer te wachten op zijn zakje coke. Hoewel ik tegen mijn familie open was over mijn drankgebruik (ik was ook 35 kilo zwaarder dan nu en helemaal opgezet van de drank), wisten ze niets van mijn drugsverslaving. Wel ontdekten ze bij mijn suïcidepoging op mijn 25ste dat ik cocaïne snoof, maar ik overtuigde ze ervan dat ik er na de dagbehandeling vanaf was. Ik was natuurlijk gewoon een junk. Maar doordat ik zo dik was, al mijn tanden nog had en me mooi opmaakte, zag ik er niet zo uit.”

Pakistaanse held

“Ik had altijd een drive van: ik wil beter worden, maar wist alleen niet hoe. Uiteindelijk ben ik toen toch bij de GGZ in behandeling gegaan. Daar kwam ik toen door puur toeval uit bij mijn held: psycholoog Sammy Peter. In het begin dacht ik: zo'n Pakistaans manneke, die pak ik helemaal in. Ik had zo veel behandelaars gehad dat ik dacht: niemand kan mij helpen. Het eerste jaar heb ik hem alleen maar uit zitten testen. Het was niet tof hoe ik tegen hem tekeer ben gegaan. Ik keek hoever ik kon gaan met vervelen tot hij zou zeggen: 'toedeledoki, ik kan je niet helpen'. Maar hij deed het niet. Hij heeft het heel zwaar gehad met mij. Alles in mij was verzet; hij moest heel hard aan mij trekken. Maar ik ben gebleven, omdat hij dat ook eerlijk zei. Het heeft echt een jaar geduurd voordat ik begon te praten. Langzaam groeide het gevoel van: hij kan mij aan; hij blijft. Wat hem van andere hulpverleners onderscheidt, is zijn betrokkenheid, geduld en warmte. Hij was ook altijd heel eerlijk. Zo zei hij dat hij bij mij altijd zó hard moest werken, dat hij altijd even ging wandelen als ik geweest was. Dat was wel lullig om te horen, maar ik dacht: hij doet zijn best, en hij is menselijk. Hij heeft ook nooit gezegd dat ik raar ben. Ook luisterde hij goed; hij heeft me nooit geforceerd. Die combinatie zie je maar weinig bij hulpverleners. Hij accepteerde me ook zoals ik was, met mijn drugs en alcohol. Bij de GGZ moet je eerst afkicken voor je in behandeling gaat, terwijl ik geloof dat je sommige mensen eerst moet behandelen. Dat heeft hij goed begrepen. Zo had ik nog helemaal geen basis en had geen taal voor mijn emoties. Hij is daaraan gaan werken en heeft dat perfect aangepakt. Ik begon te voelen wanneer ik angst of verdriet had. Zo kreeg ik tools in handen en wist ik wat er met me aan de hand was.
Toen ik bij Sammy kwam, ging het ook slechter met mij en volgden de eerste psychiatrische opnamen. Daardoor hadden veel mensen in mijn omgeving geen vertrouwen in hem. Maar het was logisch dat het slechter met me ging, omdat ik open ging. En tijdens mijn opnamen kwam hij ook altijd op bezoek. Daardoor voelde ik me geen patiënt, maar een mens. Alle patiënten waren ook jaloers op mij. Hij belde ook altijd als ik in het ziekenhuis lag. Bij hem heb ik me ook nooit een nummer gevoeld; ik voelde bij hem zóveel betrokkenheid. Hij wilde ook dat ik beter werd. Maar het was niet makkelijk: aan de ene kant zeiden mijn ouders dat ik moest kappen met die therapie, aan de andere kant zei Sammy dat ik moest doorzetten. Ik moest echt op hem vertrouwen, maar dat heb ik gedaan. Dat was wel heftig. Als hij een nieuwe behandelfase aankondigde, dacht ik steeds: nee, dat ga ik niet doen. Maar na maanden praten gingen we toch door. Na vier jaar begon hij uiteindelijk over afkicken. Als ik dat niet deed, zou hij niet doorgaan met de behandeling. Eerst was ik erg boos, maar na maanden praten ging ik toch akkoord. Hij zei dat de tijd rijp was en ik dacht: hij zal wel weten dat ik eraan toe ben. Mijn omgeving liet de keus helemaal aan mij, maar ze zeiden wel: als je opnieuw in het ziekenhuis terecht komt, zoek je het maar zelf uit; ze lieten me helemaal los. Dat voelde eerst bevrijdend, maar ook heel eenzaam.
Op een dag dacht ik: nu ben ik er klaar voor. Ik belde een privé-kliniek, waar ik al binnen een week terecht kon. Zonder Sammy had ik dat nooit gedaan. Hij heeft mijn leven gered; zonder hem was ik al dood geweest. Daar ben ik hem eeuwig dankbaar voor. Na vier weken was ik afgekickt en ging ik terug naar Sammy, bij wie ik nog twee jaar in behandeling ben geweest. Het eerste jaar gingen we meer de diepte in, naar het gevoel, waarbij hij vragen stelde als 'wat doet dat met je?' en 'wat gebeurt er dan met je?' Het tweede jaar werkten we naar het afscheid toe. Want ik was in die zes jaar zo afhankelijk van hem geworden, dat ik bang was dat ik het zonder hem niet zou redden. Het heeft heel lang geduurd voor ik klaar was om te gaan; hij zei ook dat het oké was als ik bang was. Overigens zei hij tegen mij dat het voor hem ook moeilijk was om míj los te laten, omdat hij met mij zo'n enorm traject had doorgemaakt.”

Leerzame gastlessen

Daniejel heeft inmiddels de TOED-opleiding (opleiding tot ervaringsdeskundige) afgerond en geeft nu onder andere samen met Sammy gastlessen aan studenten psychologie over het thema 'borderline'. “Dat is superleuk, want hij heeft veel humor. Sammy geeft eerst een uiteenzetting over borderline en behandelingen, en daarna vertellen we samen hoe onze behandeling is geweest. Ook op de Breburg Academy hebben we gastlessen verzorgd.”
Om goed les te kunnen geven, moet je wel stevig in je schoenen staan. Je mag gerust kwetsbaar zijn, maar je moet je niet helemaal ellendig voelen. Het feit dat ik mijn leven blootleg, vind ik al heel kwetsbaar. Ze mogen aan mij ook alles vragen; ik schrik nergens van en heb nog nooit gehad dat ik van een vraag emotioneel werd. Wel geef ik duidelijk aan dat ik over sommige perioden uit mijn leven niet wil praten. Vaak krijg ik van studenten reacties in de trant van: ‘ik heb in dit uur meer geleerd dan in de afgelopen drie jaar’. Ze hebben vaak ook een heel naar beeld van mensen met borderline, en ontdekken dat je er ook gewoon mee kunt lachen en praten. Ook zeg ik: hou niet vast aan bepaalde beelden, en behandel mensen zoals je zelf behandeld wilt worden.
“Het gaat nu echt goed met me. Met mijn nieuwe therapeut Hans heb ik de laatste puntjes op de i gezet, zoals dingen loslaten en verbinding maken met mezelf. Sinds een paar maanden voel ik me heel goed; ook voel ik me heel rustig van binnen. Vroeger vloog ik alle kanten op met veel drama, maar nu kabbel ik. Dat is voor mij heel vreemd; ik vertrouw het ook nog niet helemaal. Maar alles gaat goed: werk, mensen. Al zou een leuke man nog wel welkom zijn.
Het is een heel leven geweest, maar ik ben er heel goed uitgekomen. Dat heb ik ook aan mezelf te danken, want ik ben echt een vechter. Ik heb een hoop opnames, suïcidepogingen en therapeuten gehad en veel trauma’s opgelopen. Toch heb ik elke keer weer de moed gehad om door te gaan en hulp te zoeken, want ik wílde het beter krijgen. Sinds kort durf ik van mezelf te zeggen dat ik echt een heel krachtig iemand ben, een ‘powerchick’. Ik zit hier toch maar; daar ben ik trots op. Ook ben ik positief, vrolijk en vol goede moed voor de toekomst.
Ik heb nog steeds twee goede vriendinnen die ik al 20 jaar ken; daarnaast heb ik nog een aantal nieuwere mensen. De vriend van destijds is helaas nog steeds verslaafd (nu aan heroïne), maar hij wil niet afkicken. Op zich een leuke gast, maar niet voor mij. Ik bel hem hooguit nog een paar keer per jaar.”

Leven in het nu

In 2014 kwam Daniejel, na een pauze van een paar jaar, weer terecht bij het CHE (Centrum voor Herstel en Ervaringsdeskundigheid, een bureau voor ervaringsdeskundigen dat onder GGz Breburg valt). “Toen ik ging praten met coördinator Bram Berkvens, was ik meteen verkocht. Hij maakt van het CHE weer een echte organisatie en verbindt mensen. Dat sprak me aan. Ik geloof ook erg in de kracht van het CHE.” Ook geeft Daniejel als zzp’er voorlichting en gastlessen. “De ene week heb ik 20 uur, de andere week maar 3. Ik werk nu veel thuis om gastlessen voor te bereiden; ook lees ik veel.”
“Tijdens gastlessen schroom ik niet om over mijn ellende te vertellen, maar ik vertel ook over het positieve. Want het was niet alleen ellende. Ik ben niet per se anti-drugs en ik zal ook nooit zeggen dat drank en drugs niet lekker zijn, want je raakt niet verslaafd als er niks aan is. Ik zeg ook nooit dat je er niet mee moet beginnen, want je mag best genieten van het leven. Zolang je maar voorzichtig bent en er ook weer mee kunt ophouden. Daarom moet je je goed laten voorlichten. Wees open en praat erover met je familie. We moeten veel meer focussen op wat er achter zo’n verslaving zit. Als je kind drinkt of blowt, vraag dan waarom hij dat zo nodig vindt. Wil hij er bijvoorbeeld graag bij horen? Ik ben er wel voorstander van dat de grens voor alcohol nu bij 18 jaar ligt, maar daarnaast moet je ook actief voorlichting geven op scholen en in gesprek gaan met jeugd. Drugs en alcohol zullen er altijd zijn (net als psychische problemen) we moeten een andere manier vinden om ermee om te gaan. En er zijn ook andere vormen van verslaving. Nu ik gestopt ben met drank en drugs, merk ik dat mijn verslavingsgedrag zich verschuift naar eten. Ik beloon mezelf met een appelflap of eet chips als ik me ellendig voel.”
“De afgelopen jaren heb ik geleerd om in het nu te leven. Thuis hangen Post-It-briefjes met teksten als: ‘Je moet het doen met wat er nu is’. Gisteren is voorbij, en ik heb geen idee wat er morgen komt. Ik zie wel wat er op mijn pad komt, want je hebt toch geen invloed op het leven. Gelukkig kan ik tegenwoordig goed inspelen op onverwachte dingen. Ik vertrouw erop dat het wel weer goed komt. En komt het niet goed, dan is het ook goed.”

Daniejel heeft haar verhaal ook verteld bij het tv-programma ‘Recht uit het hart’ van de KRO, uitgezonden op 3 juli 2014 (zie deze link).